De eerstgenoemde dezer straten ontleent haren naam aan het huis, dat aan den hoek der Schapenmarkt en de straat, geheeten Achter het Verguld Harnas, staat en van ouds het het Verguld Harnas heette. In eene Bossche Schepenakte van 1518 wordt het gezegd te staan apud portam nostrae dominae; van die poort is ook sprake in eene Bossche Schepenacte van 1500, want daarin wordt gezegd, dat een huis en erf sitae sunt in Buscoducis in vico Selliparorum prope portam, olim dictam Onse Vromvenpoert. inter hereditatem Baudewini die Becker ex uno et inter communem Diesam, ibidem fluentem, ex alio, quam domum et aream Johannes van den Hove erga Willem Toelinc acquiserat en die nu werden toebedeeld aan Wouter, zoon van Jan van den Hove en Johanna, de dochter van Wouter Pijnappel. In eene Bossche Schepenakte van 1584 heet deze poort porta Judeorum, daar toch daarin vermeld wordt dat Henrick Heeren Goossenzoon een huis verkoopt staande juxta portam Judeorum.
De Dieze, die ten N. van deze straat loopt, was reeds in het begin der 16e eeuw grootendeels overwelfd, zooals blijkt uit eene Bossche Schepenakte van 4 Mart 1501 (Reg. n°. 96 f. 141), waarbij Jan Symonszn. Bacx als man Heylwich, dochter van Wouter Janszn. van den Hove, aan Dirck, zoon van Mathijs van Dinther, barbitonsor, verkoopt: pontem
| 155 |
lapideam, sitam in Buscoducis juxta vicum, dictum Onse Vrouwenpoert, super aqua ibidem fluente, quis vicus tendet a vico Vuchtense versus locum dictum die Zyle, necnon quoddam penu ultra dictam aquam ibidem fluentem, existens simul cum domibus ac edificiis super dicto ponte et penu existentibus inter hereditatem olim Christiani, filii quondam Baudewini dicti Janszn. van den Molengrave cum ejus heredibus et communem aquam seu communem gradum aquatilem ex uno et inter hereditatem Boudewini dicti Johannissoen, pistoris, ex alio. Dit huis werd in 1512, als wanneer het gezegd werd te zijn huis, erf en steenen brug, genaamd In den Os, staande aan de Zyle bij het Wild Varken, door Jan van den Wande gekocht van de erven van Wouter Koyten. (Reg. n°. 110 f. 162). Op dezelfde plaats, waar dit huis stond, woont thans nog een barbitonsor!
De tweede der gezegde straten heette oudtijds Achter het Oud-Raadhuis, volgens van Heurn ook wel Jericho naar de vele Joden, die in de Middeleeuwen in deze straat woonden. Den naam van Achter het Oad-Raadhuis had zij blijkbaar gekregen, omdat zij achter het Oud-Raadhuis liep. Over de plaats waar dit gebouw stond schreef van Heurn in zijne Beschryving het volgende: „al vroeg werd er (in den Bosch) een Raadhuis getimmerd; waar dit gestaan hebbe, kan ik niet melden; in verscheidene stadsregisters word van het Oud Raadhuis gewaagd. Volgens van Oudenhoven Beschryvinge der stad 's Hertogenbossche blz. 14 zoude het niet ver van stads toenmalige vesten gestaan hebben, omdat die schryver verhaald, dat de overblijfsels der oude stadsmuren in zijnen tijd onder anderen achter het Oude Raadhuis nog te zien waren; toen (bij het leven van Van Oudenhoven n.l.) stond er een stadhuis op dezelve plaats, daar het tegenwoordige staat, gevolglijk bedoeld hy een andere plaats dan die van dit stadhuis. Het kan ook niet zijn, dat dit Oude Raadhuis in den geweldigen brand des jaars 1463 afgebrand zy, omdat ik in verscheidene stadspapieren lang naar deezen tijd geschreeven
| 156 |
vinde, dat 's Lands plakkaaten en andere afkondigingen mede aan het Oude Raadhuis aangeplakt werden en dat hetzelve tot een stadsturfschuur gebruikt werd. Het is moeielijk dit huis te ontdekken.”
Volgens van Oudenhoven l.c. werd in den Bosch eerst een raadhuis gebouwd, het welcke, zoo schreef hij, noch genoemt is het oude Raedthuis en daarna aan de Zuidzijde der Markt 's Heerenhuys, het stadhuis n.l.; hij maakte alzoo onderscheid tusschen het raadhuis en het stadhuis 1). Ik acht het niet onwaarschijnlijk, dat in het eerste gebouw de Raden en in het ander de Schepenen en Gezworenen der stad vergaderden 2).
Blijkens Prosper Cuypers l.c. blz. 41 werd al in 1566 gezegd Raadhuis het oude raadhuis genoemd, daar hij toch t.a.p. vermeldt, dat in dat jaar in dat alde raethuys al dat metaelwerck der Bossche St. Janskerk geborgen werd om het tegen de Beeldstormers te vrijwaren. Volgens R.A. van Zuylen Stadsrekeningen I p. 168 werd het reeds in 1552/53 zoo geheeten, want toen werd betaald voor 't grave onder de brugge (over den stroem der diesen) voer d' ouwe raethuys.
Blijkens deze laatste aanhaling moet, vermits met de brugge kennelijk bedoeld is de Autfoirtsche brug, het oude raadhuis gestaan hebben ter plaatse, waar thans het gebouw van het Kantongerecht en het Kantoor voor den waarborg van gouden en zilverwerken staan. De juistheid dezer opvatting wordt bevestigd door eene Bossche Schepenakte van 21 Augustus 1631, omdat daarin gezegd wordt, dat het huis In den Wolf (thans genummerd Achter het Stadhuis 8) staat Achter het Stadhuys tegenover het Out Raedthuys. Volgens den plattegrond van den Bosch van 1566, welke is afgedrukt achter het reeds dikwerf aangehaald werk van Prosp. Cuypers en de oudst bekende van die stad is, immers die, welke voorkomt
| 157 |
in het werk van C.H. Peters, de Nederl. Stedenbouw p. 35, is niets anders dan eene valschheid van eenen Martin Wegenaer, die omstreeks het jaar 1900 te Rosmalen overleed, besloeg het Oud-Raadhuis den geheelen hoek tusschen de binnenplaats van het Stadhuis en de Ridderstraat.
Aan den hoek van de straten, genaamd Achter het Wild Varken en Achter het Stadhuis, staat het huis, genaamd het Wild Varken, waaraan, als gezegd, eerstgemelde straat haren naam ontleent. In dat huis woonde blijkens Taxandria VIII p. 253 in 1443 de notaris Jan Pels; in April 1518 (Reg. no. 116 f. 136) werd dit huis omschreven als: domus et area ac camera, sibi mutuo lateraliter sub uno tecto adjacentes, dictae commnniter Int Wilt Vereken, sitae in Buscoducis ad locum die Zyle supra conum ejusdem vici ex uno et inter hereditatem Petri die Metser, door Ghisela, dochter van Jan Henrickszn, die het bij gerechtelijke uitwinning gekocht had, verkocht aan Stephanus Lambertszn. van Culenborch; diens erfgenamen, zijnde: Melis, zoon van Steven, den zoon van Amelis Cuijck en Margaretha, dochter van Willem van Herenthals; Beatrix, dochter van Lambert van Culenborch, c.s., verkochten het 8 Januari 1562 (Reg. no. 207 f. 405 vso) aan Jan, zoon van Willem Sanderszn. van St. Oedenrode; in 1618 werd het gezegd te zijn een steenen huis, genaamd het Wilt Vercken; in 1637 de Drie Schabellen, eertijds het Wild Varken geheeten, doch kort daarna weder het Wild Varken (Reg. no. 476 f. 46 vso); thans is het, als reeds gezegd, het café Limburgia genaamd.
| 158 |